FIJNE ZONDAG

Zuchtend draait hij zijn vrouw op haar zij. Het helpt, het hinderlijke gesnurk stopt. Zij zal wel een gat in de dag slapen. Hij draait zich om. Achter hem rolt Lotte weer op haar rug. Luisterend naar haar zware ademhaling realiseert hij zich dat ze in feite volledig langs elkaar heen leven. Ze geven om elkaar, daar twijfelt hij niet aan. Maar ergens onderweg zijn ze elkaar kwijtgeraakt. Hij leeft enkel nog voor zijn bedrijf, zij voor haar… Tja, waar leeft Lotte eigenlijk voor?
‘Mijn vrouw begrijpt me niet,’ mompelt hij en schrikt ervan. Hoe haat hij dat cliché.
Peter kijkt om, steekt aarzelend zijn hand uit. Dan slaat hij, haar afwijzing vrezend, zijn benen over de rand van het bed.

Beneden, in de koude keuken, piept zijn telefoon.
Een sms van Sjaak, zijn beste vriend:
“We hebben het er al zo vaak over gehad. Lucht thuis je hart, ga het gesprek aan. Respecteer Lotte, maar ook jezelf. Word weer gelukkig! Fijne zondag.”
Word weer gelukkig. De woorden kleven als pek aan zijn brein. Hij weet het best. Ze maakt gebruik van zijn goedheid, zijn zachte karakter. Ze gaat gewoon haar gang, hij protesteert nooit. Deze situatie heeft te lang geduurd. Vandaag zal hij spijkers met koppen slaan.

‘Lot, word eens wakker.’
Op het dienblad staat een uitgebreid ontbijt. Ondanks alles vertederd door haar slaperige gebrom, veegt hij met een natgemaakte duim wat opgedroogd speeksel uit haar mondhoek. Traag opent ze haar ogen.
‘Zullen we beneden eten,’ zegt ze. ‘Het geeft zo’n rommel in…’
Hij onderbreekt haar: ‘Nee, Lot. We blijven hier.’
Verbaasd draait ze haar hoofd opzij. ‘Maar beschuit…’
‘Dat kan me niets schelen,’ antwoordt hij, uiterst kalm.
‘Die kruimels…’
‘Lot, houd je mond!’
‘Houd je mond? Wat bezielt jou?’ zegt ze. Verontwaardigd schiet ze overeind.
‘Stil, Lot. Hou alsjeblieft even je mond. Ik heb een besluit genomen. Alles wordt anders.’
Met stomheid geslagen, kijkt ze hem aan. Is dit Peter, kan hij haar bijna zien denken. De man die zelden of nooit tegenspreekt. Haar altijd maar haar gang laat gaan om ruzie te voorkomen? Wat is er in hem gevaren?
‘Vandaag gaat er eindelijk eens gepraat worden,’ zegt hij, ‘En daarna weer eens behoorlijk gevreeën. Dan weet je het vast.’
‘Peter!’
‘Lieve Lot, we waren ooit gelukkig, maar…’
‘Waren ooit? Maar…’
‘Lot, houd je mond,’ interrumpeert hij haar opnieuw, met lichte stemverheffing deze keer, ‘Je gaat eindelijk eens naar mij luisteren.’
Ze kijkt hem aan. Haar ontsteltenis leesbaar in haar opengesperde ogen.
‘We waren ooit gelukkig. Jij misschien nog steeds, maar daar geloof ik eigenlijk niets van. Ons bestaan nu is een slap aftreksel van hoe het ooit was. We hebben niets meer samen. Ik gedraag me als een watje en jij vindt het allemaal wel best.’
Ze wordt boos en opent haar mond om antwoord te geven, maar hij geeft haar de kans niet.
‘Houd je mond. Ik zeg het niet nog een keer.’
De stilte knettert tussen hen in. Ze aarzelt, maar klemt dan toch haar lippen op elkaar.
‘Ik hou van je, Lotte. Ik hou heel veel van je. Altijd zo geweest. Maar ik ben bang je kwijt te raken.’
Weer wil ze protesteren, maar zijn opgeheven vinger smoort haar protest.
‘Ik ben niet bang dat we uit elkaar gaan. Ik weet best dat je van me houdt. Maar ik ben bang je nog verder te verliezen. Aan je pleziertjes, aan je vriendinnen, aan alles en iedereen wat je belangrijker vindt dan ons, dan mij.’
Heel even pauzeert hij, maar gaat dan met zachte stem verder. ‘We zijn al zo lang bij elkaar. Ik wil heel graag nog een hele poos met je door. Maar niet op deze manier. Niet zo eenzaam. Zonder gevoel, zonder passie. Dan zou ik liever alleen zijn. Vanaf vandaag moet alles anders worden.’
‘Peter.’ Ze kijkt hem aan en lijkt verbaasd over haar eigen reactie. Zijn resolute, mannelijke optreden prikkelt haar. Zo kent ze hem niet meer. ‘Natuurlijk hou ik van je. Ik snap niet dat ik niet veel vaker met je vrij.’
‘Lieve Lot, ik haal verse koffie. Daarna praten we verder.’

Ze is in de war. In haar hart weet ze dat Peter het bij het rechte eind heeft. Ergens is er iets hopeloos verkeerd gegaan. Ze zucht. Een piepje van haar smartphone laat haar weten dat er een mailtje binnenkomt. ‘Jacqueline’ leest ze. Ze fronst bij de onbekende naam. Hun gezamenlijke peter&lotte-account wordt slechts door familie en vrienden gebruikt. Ze klikt het bericht aan.

“Lieve Peter, ik ben hopeloos verliefd op je. Je ogen zijn zo warm. Je verlegen lachje doet me smelten. Steeds weer wil ik je zien. Iedere ochtend weer is mijn bed een warboel, omdat mijn wilde dromen mijn nachtrust verstoren. ‘s Nachts voel ik je handen op mijn lichaam. Jouw lippen die gretig mijn mond, hals en schouders kussen.”

Het dienblad kiept om als ze overeind schiet. Haar ogen spuwen vuur als hij de slaapkamer weer in komt.
‘Hypocriet!’ schreeuwt ze, ‘Je wilt nog zo lang verder met mij? Leg me dit dan eens haarfijn uit!’
Tranen springen in haar ogen. Zonder acht te slaan op de verbazing op zijn gezicht gooit ze het dekbed opzij. Op weg naar de deur smijt ze kokend van woede haar telefoon tussen de resten van het feestelijke ontbijt.

Hij leest wat Lotte las. Mijn ogen, mijn verlegen lachje? Zijn ogen flitsen naar de bovenkant van het scherm. Jacqueline65@hotmail.com, wie ben je in vredesnaam? Hij leest verder.

“Dromen, zoete dromen. Hoe vaak ben ik bij je geweest? Ik ben de tel kwijt. Steeds weer verzon ik een excuus om je op te zoeken en iedere keer weer klopte mijn hart in mijn keel als je naar me lachte. Langer dan noodzakelijk hield ik je hand vast als je me begroette. Kussen wilde ik je, je naar adem doen happen. Eindelijk voelen dat jij net zo naar mij verlangt als ik naar jou.”

Zijn mond is gortdroog. Wie is Jacqueline? Wat een clichés. Gevoel en verstand vechten om voorrang. Zijn lichaam reageert heftig. Welke vrouw verlangt zo naar hem? Hij houdt van Lotte en begrijpt dat dit problemen geeft, maar ondanks dat giert de opwinding door zijn lijf. Hij scrollt omlaag en leest verder.

“En jij was zo geweldig. Alle tijd nam je voor me, hoe druk je ook was. Hoe fijn praatten we samen. Ik kon geen genoeg van je krijgen.”

Waarover dan? En wanneer? Zijn ogen vliegen over het scherm.

“Maar hoe heftig ik ook naar je verlang, je ziet het niet. Je hebt alleen maar aandacht voor je vrouw. Geen oog voor mij, je houdt van haar.”

Ze is bij me op de zaak geweest? Meerdere keren? Wie is in vredesnaam Jacqueline?

“Lieve Peter, ik neem afscheid van je zonder je ooit werkelijk te hebben gekend. Hoe onwaarschijnlijk het me nu ook lijkt, mijn verliefdheid zal ooit slijten. Ik wens je een fijne zondag toe. XXX Jacqueline”

Dat is de tweede keer dat iemand mij dat toewenst, flitst het door zijn brein. Dan realiseert hij zich dat zijn vrouw de mail niet uitgelezen heeft. Hij stormt de trap af.
Ze zit ineengedoken op de bank. Tranen stromen over haar wangen.
‘Het is mijn eigen schuld. Van mij krijg je geen aandacht meer. Ik doe waar ik zelf zin in heb. Ik heb je zelf in de armen van die Jacqueline gedreven.’
‘Nee Lot, het is niet waar. Ik ken geen Jacqueline,’ haast hij zich te roepen.
‘Nee, niet ontkennen, Peter. Ik heb geen recht om boos op je te zijn. Ik heb je van me weggejaagd.’
‘Lot, houd op. Lees.’
Aarzelend pakt ze haar mobieltje uit zijn uitgestrekte hand.
‘Lees, Lot!’
Angstig kijkt ze naar hem op. Dan leest ze. Als ze opnieuw haar hoofd heft, overheerst de verwarring.
‘Je hebt niets met haar?’ fluistert ze.
‘Nee lief, helemaal niets. Ik heb geen flauw idee wie het is.’
‘Ze zegt dat je geen oog voor haar hebt. Dat je van mij houdt.’ Haar stem breekt.
‘Natuurlijk hou ik van je,’ fluistert hij, terwijl hij zich op zijn knieën laat vallen. ‘Kom.’

Samen in bed luistert Lotte naar wat hem bezighoudt. Ze genieten van hun samenzijn. Als hij naar haar lacht, merkt ze op dat die Jacqueline gelijk heeft. ‘Mooie ogen, lieve lach. Mijn Peter. Vertel het me later maar, lief. Eerst wil ik je kussen.’

En nu, na een hartstochtelijke vrijpartij, is het vredig stil. Haar hoofd rust op zijn borst. Maar het mailtje intrigeert hem mateloos. Wie is Jacqueline? Dat ik er niets van heb gemerkt, denkt hij bij zichzelf. Heb ik echt zo’n leuke lach? Ik, Peter Middelmaat? Niet dat ik behoefte aan een ander heb, maar zo vaak hoor ik dat nu ook weer niet.
Weer piept zijn telefoon: opnieuw een sms van Sjaak.
En, goede vriend, fijne zondag? ‘Jacqueline’ grijns
Hij leest het nogmaals.
Fijne zondag…? Jacqueline…? Grijns…?
Het duurt een paar seconden voordat het tot hem door dringt.
‘Van wie is het?’ vraagt Lotte gewoontegetrouw.
‘Van Sjaak. Die vent is werkelijk onbetaalbaar…’ zegt hij glimlachend, terwijl hij zijn vrouw opnieuw stevig in zijn armen sluit.

***


FIJNE ZONDAG verscheen in de wedstrijdbundel ‘Het Keerpunt’ van LetterRijn en werd ook opgenomen in “TEGENWICHT’.

https://www.aquazz.com/ePub-TEGENWICHT-Conny-Hoogendoorn