TEGENWICHT

Mensen gaan altijd vreemd enthousiast doen als Dorien zegt dat ze eerstehulparts is. Ze denken aan ER of Grey’s Anatomy. Hectiek, spanning en sensatie. Ogen worden wijd opengesperd, stemmen gaan een halve octaaf omhoog.
‘Wauw, dan heb je vast veel boeiende verhalen te vertellen. Hoeveel levens heb je al niet gered?’

De naakte waarheid is dat het meestal stomvervelend is. Er gebeurt eigenlijk nooit wat. Die ene keer dat er in Enschede wél iets gebeurde, zat ze met Tjeerd op een congres in Egypte. Omdat hij slechts oog voor jonge meiden had, trachtte ze een interessante bankier in te palmen. Wat overigens niet lukte. Misschien maar goed ook. Want wanneer werd het ook alweer crisis?

Over het algemeen bestaat haar leven uit het zo pijnloos mogelijk zetten van een polsbreukje van een schattig, vierjarig schoffie met ‘n dikke snottebel of het geruststellen van een huilende, voorheen zo stoere, bouwvakker in afwachting van zijn collega’s die zijn tussen de fundering gevonden afgezaagde vingertop met de grootste spoed bij haar proberen af te leveren.
‘Stop ‘m maar in een zakje met wat melk,’ zegt ze dan en tapt in afwachting van het onmisbare stukje ledemaat haar zoveelste bekertje smerige koffie.

Weet je, eigenlijk hebben ze gewoon te veel tijd. Vandaar al dat onderlinge gefoezel ook. Te veel tijd, dat is het. Dan haal je je van alles in je hoofd. Iemand die druk is, kan niet overal op letten.
Zo zit ze nu naar een jonge co-assistente te kijken. Dat deed ze liever niet. Bij voorkeur bond ze nu efficiënt een slagaderlijke bloeding af. Maar nee, ze kijkt naar het wicht dat lacht en draait en kwekt. Haar enige doel is indruk maken. Indruk op haar Tjeerd. Weer zo’n lachje, haar hand quasi verlegen voor haar mond.
Mijn neus, denkt ze, ze zit hem puur op te winden. Alsof dat zo moeilijk is. Hij weet in zijn hart natuurlijk maar al te goed dat zijn beste jaren achter hem liggen. Aandacht van zo’n jong ding komt hem prima uit. Ik tel nog mee, denkt hij vast. De dwaas!

Of is zij de zot? Ze werd verliefd tijdens haar co-schap. Hij bepaalde haar specialisme, zoals hij alles bepaalde. Zodat ze altijd bij elkaar zouden zijn. Vijftien jaar van haar leven gaf ze hem. Vijftien jaar!
De eerste veertien geloofde ze alles wat hij zei. Tot hij over dat sabbatical begon.
Hij wilde ‘afstand nemen’. Het leek alsof er iets in haar knapte. Het zette alle eerdere argumenten in een ander licht.
Natuurlijk zou hij gaan scheiden. Maar nu nog niet. Eerst hadden de kinderen hem te hard nodig. Felix was dyslectisch, Anne had faalangst. De stress van een scheiding zou te veel voor ze zijn. Logisch toch? Ja, hartstikke logisch.
Ze geloofde alles, slikte het steeds weer voor zoete koek. En tegen de tijd dat ze hun middelbare school hadden afgerond en op kamers gingen, was er wel weer wat anders. Lettie, zijn vrouw, zat in een moeilijke periode. Overgang, empty nest, dat snapte ze toch wel? Nu uit elkaar gaan zou funest voor haar zijn. Dat kon hij toch niet maken? Ze was tenslotte de moeder van zijn kinderen. Dat begreep ze toch? Toch?
Natuurlijk begreep ze dat. Ze vond het zelfs geweldig lief dat hij zoveel compassie had. Maar ondertussen zat ze elke Kerst alleen en hij met zijn gezinnetje in Val d’Isère.
Haar tijd zou wel komen, dacht ze. Hij hield van haar. Tot hij over die wereldreis begon. Dwaas. Er is geen ander woord voor. Te zot voor woorden.

Hemelzijdank, een kotsend kind, bezorgde ouders; ze kan doen waar ze goed in is.
Het toesnellende wicht werkt ze resoluut de behandelkamer uit. Alsof ze haar nodig heeft! Ze kijkt het kunstje maar bij een ander af. Dorien stelt de ouders gerust, pompt de maag leeg, troost het kind.
‘Kan gebeuren,’ zegt ze tegen papa en mama en streelt donszachte haartjes. ‘Ook ik liet wel eens medicijnen slingeren. Dat kan iedere moeder overkomen.’
Nonsens natuurlijk. Kijk eens wat beter uit, denkt ze bij zichzelf. Je kind is toch je alles. Stom mens!

Kinderen. Tja, kinderen. Dat kwam er niet van. Dat kon niet. Tjeerd is getrouwd. Hij heeft al een gezin. Ze moest zich niets in haar hoofd halen. En dat deed ze dan ook niet.
Ze slikt braaf de pil, ook al blaast dat onding haar gigantisch op. Maar haar hart bloedt als ze zo’n hummeltje tegen haar borst drukt. Soms heeft ze een hekel aan haar vriendinnen als ze op kraambezoek gaat. Ze zeuren over nachtvoedingen of gehuil. Ze is vol begrip. Biedt aan een weekendje op te passen. Maar zo boos is ze dan. Zo boos! Ook zij kan vaak niet slapen. Maar niet van een huilende baby. Pure afgunst en spijt houden haar wakker. Tjeerd heeft immers al een gezin. Zij niet. Maar nu is het te laat.

Ze kijkt door het grote raam van de behandelkamer. Staat ze daar nu nog? En hij ook?
Die blik, dat lieve lachje. Was dat niet altijd voor haar bestemd? Zo vaak voor een ander nu. Haar lijf reageert. Lust? Verlangen? Geen idee. Het zou zomaar haat kunnen zijn. Ze weet wel dat het pijn doet. Hij kan natuurlijk zó van haar af. Ze heeft hun geheim altijd zorgvuldig bewaard. Iedere mail wordt direct gewist. Ze belt altijd zonder nummerherkenning en vanzelfsprekend zijn foto’s uit den boze. ‘Zo jammer dat jij geen leuke man bent tegengekomen,’ zeggen ze op elke verjaardag. ‘Je bent zó knap, zó succesvol.’
Hoe vaak hoort ze het niet? Ze zou kunnen zeggen dat ze een minnaar heeft. Dat ze slechts een beetje geduld moet hebben. Dat ze die fantastische flat echt niet alleen van haar salaris kan betalen. Maar ze deed het nooit. Haar tijd komt nog wel. Toch? Ze rukt zo onbeheerst aan het touwtje van de jaloezie dat hij met een doffe dreun naar beneden valt.

‘Ging het goed met die kleine?’
Het wichtje glimlacht. Poeslief. Dorien zou haar met lief-de de ogen uitkrabben.
‘Dorien is daar zo goed in,’ zegt Tjeerd. ‘Dat kan ze echt wel in haar eentje af.
Hij lacht. Het liefst krabde ze zíjn ogen ook uit.
‘Zit jouw dienst er niet allang op?’ vraagt ze het wichtje.
‘Ik ga zo,’ antwoordt het meisje en draait zich met een glimlach naar Tjeerd om, ‘Ik kan zoveel leren van dokter Kruize.’
Tjeerd wuift haar minzaam de deur uit.
‘Waarom kijk je nou zo lelijk naar me? Mijn compliment was gemeend. Je bent een kei van een arts. Doeltreffend. Snel. Secuur. Dat kan ook niet anders. Ik heb je zelf alle kneepjes van het vak geleerd. Het is niet zonder reden dat ik je tot mijn waarnemer heb laten benoemen. Een jaar lang zal jij hier de scepter zwaaien.’
Tjeerd kijkt haar onderzoekend aan. Ze kijkt nijdig terug.
‘Is het omdat ik met dit co’tje hier, hoe heet ze ook weer, sta te praten? Dat meisje is jonger dan mijn dochter. Ik ben toch geen pedo, Dorien. Jij kunt vrij intimiderend zijn, hoor. Ik probeer het kind alleen maar op haar gemak te stellen. Jonge co’s zoeken er vaak meer achter, dat weet ik wel. Ze zijn opgegroeid met romantische films en romannetjes. ‘Knappe hoofdarts valt voor assistente,’ dat soort gedoe. Maar buiten dat, het is niet aan jou om een ander iets te verwijten. Is het tussen ons niet precies zo begonnen?’
Zijn blik is koud nu. Maar voor ze kan reageren piept hun beider semafoon. De metamorfose is indrukwekkend. Hun ruzie lijkt vergeten, ogenblikkelijk transformeren ze van kijvende geliefden in professionele hulpverleners.

In de gang tussen de garage en de behandelkamer treffen ze een ernstig verwarde man. Het is een beer van een vent. De breedgeschouderde ambulancebroeders drukken hem terug op de brancard, terwijl ze verslag doen.
De man had zich in ‘Jansen & Jansen’ de kleren van het lijf getrokken om vervolgens naakt met een mes om zich heen te gaan staan zwaaien. Daarbij had hij diverse jonge mannen die hem in bedwang wilden houden, maar ook zichzelf, verwond.
In de ambulance hadden ze hem al een ‘pammetje’ toegediend, maar zo te zien kan hij aardig wat verdragen. Met veel moeite krijgen ze hem op de bank en Dorien spuit nog een beetje bij.
Onder het roepen van ‘Blijf met je gore poten van mijn reet af’ draaien zijn ogen weg en zakt hij als een lappenpop in elkaar. Een gele plek op het laken breidt zich langzaam uit, maar niemand die daarvan opkijkt.
Als de broeders zijn bedankt en de deur van de behandelkamer achter hen gesloten wordt, starten ze hun procedure. De hectiek lijkt voorbij als Dorien de vrij oppervlakkige wonden reinigt en Tjeerd de diepte van de snee in de onderbuik controleert.
Tjeerd praat verder alsof er geen onderbreking geweest is.
‘Niet lang meer, Dorien, dan beginnen we aan onze reis. Lettie kijkt er erg naar uit. We willen zó veel gaan zien. ‘Lonely Planet’ is beslist onze favoriete gids nu.’
Vivaldi’s ‘Vier Jaargetijden’ kabbelt door de ruimte. Rustgevend. Ze krijgt de neiging de speaker van de muur te trekken. Nog één keer ‘Autumn’ en ik ga gillen, denkt ze in een poging om de betekenis van Tjeerds woorden te negeren. Zijn ‘onze reis’ resoneert in haar hoofd.
Toen hij er de eerste keer over begon, dacht ze dat hij met haar weg wilde, maar hij hielp haar al snel uit de droom. Hij bedoelde toch echt zijn vrouw. Hij wilde met Lettie een jaar op wereldreis. Zij had het zó verdiend. Toch? Ze was in al die jaren zo veel aandacht tekortgekomen . Dat begreep ze vast wel?

Maar zij dan? Komt er ooit tijd voor haar? Of zal ze tot haar dood avond aan avond alleen doorbrengen? Wachtend. De fles wijn op tafel. Zo vaak een uitnodiging van vrienden afslaand, want je weet maar nooit. De televisie schetterend in de hoek. Het ene onzinnige programma na het andere. Met haar laptop op schoot een zojuist geschreven mail vol verwijten uiteindelijk toch maar weer wissend. De nieuwste roman van Özcan Akyol, een presentje van een dankbare patiënt, in de hand nemend enkel om het onmiddellijk weer weg te leggen, omdat ze toch haar gedachten er niet bij kan houden. Meer tijd voor haar?

Een schaterlach aan de andere kant van de ruit doet haar omkijken. Het wichtje kletst en grapt met de ambulance-broeders. Hebben die jongens niets beters te doen. En ze had die luxaflex toch gesloten? Een verontrustende gedachte schiet door haar hoofd. Dat meisje. Lachend, vrolijk, gelukkig. Was zij vroeger niet net zo? Vroeger. Ze kijkt opzij. Ook Tjeerd kijkt naar de mooie co-assistente. Zijn ogen staan zacht. Opnieuw een onstuimige ruk aan het touwtje.

Als ze een oppervlakkig sneetje in de onderarm met driftige bewegingen ontsmet, kreunt hun patiënt.
‘Hou je hem heel?’ vraagt Tjeerd. Ze zendt hem een vernietigende blik.
‘Het is maar goed dat de kinderen bijna klaar zijn met hun studie. Ze kosten me bakken met geld. En met onze reis in het verschiet zal ik het toch een beetje zuiniger aan moeten doen. Je weet wat er met Fortis is gebeurd. Daar wordt een mens niet vrolijk van.’
Hij grijnst als een boer met kiespijn. Maar zijn gezicht klaart direct weer op als het wichtje haar hoofd om de hoek steekt.
‘Zat jouw dienst er niet op?’ sneert Dorien.
‘We redden het wel,’ zegt Tjeerd vriendelijk, ‘maar hier weer wat van opsteken mag natuurlijk altijd. Heb je al eens zelfstandig gehecht, meisjelief?’
Meisjelief? Meisjelief! Ze smolt iedere keer als hij haar zo noemde. Zegt hij het ooit nog wel eens?
‘Neem maar over,’ zegt ze en trekt geïrriteerd haar latex handschoenen uit.
De co-assistente kijkt blij verrast en neemt als de wiedeweerga de vrijgekomen plaats in. Dorien kijkt toe. Rustig en vriendelijk geeft Tjeerd uitleg. De jonge vrouw glimt van trots als hij haar complimenteert. Doriens gebalde vuisten trachten een snel opkomende hoofdpijn weg te masseren. Meisjelief. Meisjelief. Het echoot in haar brein. Meisjelief…
‘Dat heb je goed gedaan. Je hebt er talent voor. Wie weet schuilt er een fantastische eerstehulparts in je.’
Het wichtje glundert ervan. Glimlachend kijken ze elkaar aan. De zachtheid in Tjeerds blik snijdt Dorien door de borst. Haar hoofd bonst. Kijkt hij ooit nog zo naar haar?
‘Wil jij even de dienstdoende psych waarschuwen? Hij moet deze meneer straks van ons overnemen.’
Doriens vraag klinkt als een bevel. Hun glimlach bevriest en de co-assistente maakt zich ijlings uit de voeten. Ze ontwijkt Tjeerds vragende blik.
‘En Dorien, ik weet niet goed hoe ik het moet zeggen, maar jouw appartement…’
Een wilde beweging van de man op tafel laat hem zijn zin niet afmaken. Maaiend met zijn armen komt hij overeind. Grommend trekt hij het laken van zich af, gaat wankelend staan en grijpt naar de revers van Tjeerds witte jas. Een flinke ruk, scheurend katoen. Dorien deinst achteruit, scheurt het folie van een injectiespuit en vult hem met de altijd klaarliggende Diazepam. Ze spuit de helft van de hoeveelheid in de gespierde bovenarm. Enkele seconden slechts, dan zakt de reus langzaam in elkaar.
Opgelucht buigt Tjeerd zich over hem heen.
‘Die hechting moet even over,’ constateert hij onaangedaan.
‘Wat die financiën betreft, Dorien,’ vervolgt hij, ‘Jouw flatje wordt wat begrotelijk.’
Vastberaden trekt hij de restanten van zijn jas van zijn naakte torso, werpt ze opzij en scheurt een nieuwe hechtset uit de verpakking.
Even lijkt ze te bevriezen. Dan dringt het tot haar door. Tjeerd wil van haar af. Hij scharrelt liever even met zo’n jong ding. Bovendien gaat hij een jaar weg. Dan is die flat een nare kostenpost. Ze weet het zeker. Woorden lijken te stokken in haar keel. Dan gaat haar blik van Tjeerds gebogen rug naar de naakte man op de grond.
‘Misschien moeten we…’
Verder komt hij niet. Met ogen groot van verbazing kijkt hij naar haar om als ze de resterende diazepam dwars door zijn broek in zijn bil spuit. Even maar, dan zijgt ook hij in-een.

Ze staart naar de twee mannen op de grond. Tjeerds hoofd rust op de buik van de naakte patiënt, wiens geslacht slechts enkele centimeters verwijderd is van zijn openhangende mond. Tjeerds uitgestrekte arm suggereert een intieme omhelzing. Het morsige laken maakt het bizarre tafereel compleet; het lijkt speciaal voor hen daar uitgespreid.
Traag verdwijnt haar hand in de zak van haar jas. Ze pakt haar iPhone. Bedachtzaam drukt ze af, keer op keer, vanuit elke hoek, zonder een spoor van mededogen. Iedere klik maakt haar hart een stukje lichter. Haar angst is niet relevant meer. Het wichtje heeft vast liever een hetero minnaar. En ook vrouwtje Lettie zal hier zeker niet blij mee zijn.
Zo van achteren kan je niet zien dat Tjeerds ogen gesloten zijn, terwijl hij toch nog heel goed herkenbaar is. Ze slaat de foto’s zorgvuldig op. Photoshop maakt vanavond koud tl-licht in een oogwenk zwoel en warm, bedenkt ze. Ze selecteert de meest compromitterende opnames en verstuurt ze naar haar mailadres.
‘Was ik bescheiden, ik zou perfect zijn,’ mompelt ze glimlachend.
Het vergt veel moeite om Tjeerd een stukje opzij te trekken, maar haar diepe voldoening geeft haar extra kracht. Hijgend bedekt ze het onderlichaam van de naakte man met het laken. Zorgvuldig plaatst ze de lege injectiespuit tussen zijn slappe vingers. Dan loopt ze naar de deur.
‘Kan iemand mij assisteren? We hebben hier een ongelukje.’
Het wichtje schiet onmiddellijk te hulp.