STROOIGOED

Mijn schoonvader was een man apart. Een leven lang hard gewerkt, streng in de leer ook. Toch gunde hij zichzelf soms een pretje. Zijn al lang weer versleten kunstheupen en de zich duidelijk manifesterende Ziekte van Parkinson waren voldoende reden om hem nooit meer te laten autorijden. Maar hijzelf dacht daar absoluut anders over en op een dag vertrok hij naar de apotheek in het dorp.
Op zijn krukken zwoegde hij terug naar zijn auto. Weer instappen was geen sinecure. De volgestouwde zakjes met potten vol pillen werden even op het dak van de auto geparkeerd, de krukken leunden tegen de zijkant en de instapworsteling ging van start. Pfff, pa zat.

Op het moment dat hij een dot gas gaf, van rustig rijden had hij nog nooit gehoord, herinnerde hij zich de pakketjes op zijn autodak. Linke pillen, zware medicijnen, die plotseling over de hele straat verspreid lagen.
Maar mijn schoonvader was niet voor een kleintje vervaard. Hij toeterde. En nog eens. En nog maar een keer. Hard en lang genoeg om de twee piepjonge agentjes aan het eind van de straat te doen besluiten polshoogte te gaan nemen.
Pa stuurde ze aan, met zijn kruk: “Daar ligt er eentje. Je zou toch niet willen dat een kind er eentje vindt! En daar dan. Kijk eens goed.”

Wat zal deze gezagsgetrouwe man genoten hebben toen hij waarschijnlijk voor het eerst in zijn leven het gezag voor hem liet kruipen.
‘Zie ik er daar nou ook nog eentje?’ Zijn stok wees dwingend de straat in.

WEEMOEDSLAANTJE

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *