Hoe vaak appt ze hem? Dagelijks? Meerdere malen per dag? Of soms een poosje niet en dan plotseling tien keer achter elkaar? Zoals nu. Meestal zie ik het wel. Hij moet vaak om haar lachen. Ik hoop zij ook om hem. Dat gun ik hem wel. Hij is ad rem, goed met woorden. Ik snap zijn grapjes niet altijd even goed.
Verder is er niet zoveel wat mij ontgaat. Ik weet echt wel dat hij op zijn eigen kamer gaat zitten als hij rustig met haar wil appen. Soms verzacht zijn uitdrukking als hij met haar in gesprek is. Dan lichten zijn ogen op en krijg ik een intens verlangen naar zo’n zelfde blik, maar dan op mij gericht. Nu ook weer. Ik zag het toen hij naar me opkeek toen ik hem zijn koffie bracht.
Ach nee, nonsens. Die krijg ik wel. Die blik. Hij kijkt vaak genoeg ook zo naar mij. Maar ik wil liever dat hij uitsluitend naar mij zo kijkt. Met die zuivere warmte die alleen voor mij bedoeld mag zijn.
Soms verafschuw ik haar. Als ik hier alleen mijn koffie drink. Maar dat gevoel past niet zo goed bij me. Zo ben ik niet. Het verstoort mijn evenwicht. Dan verlies ik mijn houvast, dwaal ik door de mist.
Toch verdraag ik die warme blik beter dan die andere. Die omfloerste. Ik weet er geen betere omschrijving voor. Neem nou vanavond. We hadden gezellig samen gegeten. Maar toen we de borden in de vaatwasser hadden gezet, veranderde er iets. We kletsten nog steeds, maar zijn hoofd was er niet meer bij. Hij had even op zijn telefoon gekeken. Direct daarna zag ik een heel ander soort warmte in zijn ogen. Was het lust? Verlangen naar lichamelijk contact, zijn taal der liefde? Hij streelde mijn hals. Heel kort maar. Meer niet. En vertrok naar zijn kamer. Zijn eigen kamer. Die wilde hij ineens. Die kamer. Om soms even apart van elkaar te zijn, ergens alleen aan te kunnen werken. Zo omschreef hij het. Het zijkamertje werd nauwelijks gebruikt. En strijken kon ik toch ook wel in de woonkamer doen?
Hij dringt nooit ergens op aan, maar dit wilde hij toch wel erg graag.
Ik heb soms de neiging om me in mezelf te keren. Dat weet ik wel. Erg lichamelijk ingesteld ben ik niet. Niet dat ik er een absolute hekel aan heb, maar een liefhebber ben ik nooit geweest. Dacht ook altijd direct aan dat gedoe met die lakens ‘s morgens. Ik deed het meestal gewoon voor hem en ik vrees dat ik nooit het initiatief heb genomen. En op een dag was het gewoon voorbij, dat hoofdstuk was afgesloten. Ik heb het nooit gemist. Maar toen was ineens die blik er weer. Kwam het door haar? En is hij terug omdat zij zijn verlangen aanwakkert en hij er vanzelfsprekend geen gehoor aan geeft? Of is hij terug omdat hij dat juist wél doet en zijn ogen onbedoeld verraden hoe hij van haar passie geniet?
Soms heb ik zo’n hekel aan hem. Ach, welnee. Wat zeg ik nu toch weer voor raars. Hij is de liefde van mijn leven.
Hij zei een keer dat zij tweeën soms zulke fijne gesprekken hebben. In zijn eigen kamer, veronderstel ik. Over hoe ze in het leven staan. Toen wist ik niet goed wat ik moest zeggen. Het leven, zijn leven, ons leven … Dat kan hij toch ook met mij bespreken? Begrijpt zij hem soms beter dan ik? Dat kan ik me nauwelijks voorstellen. Al kan ik dat natuurlijk niet beoordelen. Wel geprobeerd. Ik ben natuurlijk geen heilige, ik heb heus wel eens in zijn laptop gekeken. Hij wist hun chat altijd direct. Maar dat doet hij met de meeste andere gesprekken ook. Dus dat zegt eigenlijk niets.
Of heeft hij het soms ergens moeilijk mee en wil hij mij niet met zijn zorgen belasten? Dat zou kunnen. Hij is empathisch en attent en weet hoe ik me het leven vaak te zeer aantrek. Ik beleef alles veel te intensief.
Ik vraag me ineens af … Zou dat soms de oorzaak zijn dat ik niet zo van vrijen hou? Dat ik daarom eventjes kroelen zo veel fijner vind? Seks putte me zo uit. Zijn hartstocht joeg me schrik aan. Dan sliep ik weer de hele nacht niet. Ik hield als kind al niet van ruige spelletjes.
Maar zij dan? Waarom chat zij met mijn man? Want dat is hij: mijn man. Ze heeft er toch zelf ook een? Al liep dat huwelijk een poosje niet zo lekker. Toen is dat gechat begonnen. En die blik, denk ik. Die blik kwam niet zo lang daarna. Daar ben ik zeker van. Al heb ik lang gedacht dat ik het me verbeelde.
Stel nou dat ze werkelijk alleen maar vrienden zijn. Dat kan. Of alleen nóg maar vrienden? Dat kan ook. Dat er eerst meer was, zeg maar. Of maak ik mezelf wat wijs en is dát er nog steeds? Waarom denk ik dat nou toch weer!
‘Beren op de weg!’ Dat zou hij zeggen. ‘Beren op de weg.’
‘We zijn goede vrienden,’ zou hij antwoorden als ik het hem zou vragen. Dat doe ik niet, want ik wil hem beslist niet kwetsen met mijn achterdocht.
Haar huwelijk gaat een stuk beter nu. Maar het chatten lijkt eerder toe dan af te nemen. Haar berichten doen hem soms diep in gedachten verzinken. Dat zie ik echt wel. Toen ik er wat van zei, antwoordde hij dat ze een boek bespraken. Dat luchtte me op. Een boek bespreken kan met iedereen. Daar hoef je niet zo heel erg close voor te zijn. Want dat steekt me. Dat ze soms zo close lijken te zijn. De titel was hij vergeten. Dat kan natuurlijk. Hij heeft vaak veel aan zijn hoofd. Ik had hem trouwens niet zien lezen. Misschien op zijn eigen kamer.
Ze komt wel eens langs. Meestal als ik niet thuis ben. Ik weet niet goed of ik daar verbaasd, verdrietig of een beetje boos om moet zijn. Ik ben te onzeker, zegt hij, te weinig zelfvertrouwen. Hij beweert dat het puur toeval is en ik het uit mijn hoofd moet zetten. Misschien dat ik haar toch ga zeggen dat ze natuurlijk altijd welkom is, maar dat ik liever heb dat ze me even belt als ze wil komen. Omdat ik haar nu steeds misloop. Dat lijkt me een prima plan. Of zou ze dat stom vinden? Misschien zegt ze het dan wel tegen hem. En misschien denkt hij dan wel weer dat ik hem niet vertrouw.
Vriendschap, hè? Zij en hij. Dat zei hij, dat ze goede vrienden zijn. Ik vind het best wonderlijk. Er zijn maar weinig mensen zo verschillend als die twee. Maar het kán natuurlijk wel.
Ik ben me ervan bewust dat ik te veel denk, te veel voel, me te veel focus op wat een ander zegt of doet. Dat heeft hij me vaak genoeg uitgelegd.
‘Ik zou jou niet eens kúnnen bedriegen,’ grapte hij vroeger wel eens. ‘Dat zou jij onmiddellijk merken.’
En dan zou mijn gevoel er deze keer volledig naast zitten? Weet je, misschien zou ik het niet eens zo erg vinden. Waar komt die gedachte nou ineens vandaan? Zo vreemd.
Overspel gaat gewoon om de seks, denk ik. Alle mannen vinden seks belangrijk. Sommige vrouwen ook. Zoals zij soms naar hem kijkt …
Ach, ik moet niet zo piekeren, hij heeft er nooit iets over gezegd. Hij accepteerde simpelweg dat het uit ons leven verdween.
Daar komt bij dat zij zijn type niet is. Niet onaantrekkelijk. Beslist niet. Maar ze is … een beetje apart. Zo anders dan ik, dan hij. Op het oog heel zelfverzekerd. Zo’n type uit de zakenwereld. Vrijmoedig, brutaal soms. Dat vind hij veel te lastig. Hij is gelijkmoedig, een liefhebber van rust en harmonie. Zo lang ik hem ken, gaat hij confrontaties uit de weg. Bovendien is hij een man van zijn woord. En dat woord gaf hij aan mij. Lang geleden al.
Ik schaam me ineens voor die gedachte net. Dat ik het niet zo erg zou vinden. Natuurlijk wel. We hebben een prachtig huwelijk. We denken over veel hetzelfde, vullen elkaar op alle fronten aan. Ik zorg voor hem. Hij biedt me de veiligheid die ik zo nodig heb. Maar mannen willen nou eenmaal seks …
Ik zou het veel erger vinden als hij liever met haar dan met mij zou práten. Dan zou ik me pas echt verraden voelen.
Het is laat. Tijd om te gaan slapen. De nacht zal mijn zorgen vast weer laten verdampen. Ik doe de tv uit, sta op en open de deur naar zijn kamer. Hij schrikt ervan.
Even kijkt hij me onderzoekend aan en schenkt me dan een glimlach.
‘Ik kom zo ook, schatje. Ga jij maar vast.’
Zijn blik is oneindig zacht.
*
Met APART won ik in de schrijfwedstrijd van LIMNESA een schrijfretraitre naar Griekenland (aug’23)