Wij kennen verder niemand in het zaaltje waar de nabestaanden zich hebben verzameld. Net als we besluiten afscheid te nemen, trekt het gesprek van twee keurige heren achter me mijn aandacht. Hoorde ik dat wel goed? Als mijn man aanstalten maakt op te staan, schop ik hem tegen zijn been en leg mijn vinger op mijn lippen. Zijn bozige blik verandert onmiddellijk in een nieuwsgierige als ik hem toefluister dat die twee achter ons het over een parenclub hebben. We luistervinken.
‘De meisjes hadden het ook zo naar hun zin. Ze konden er geen genoeg van krijgen’, zegt de een.
Als de ander lachend instemt, trekt mijn man zijn wenkbrauw op. Zo onopvallend mogelijk leunen we ver achterover om maar geen woord van het gesprek te missen. En veelzeggende blik als de ander zegt dat vooral Daphne volledig uit haar bol ging.
‘Maar voor Annet was het toch te veel van het goede. Hij was ook wel erg groot.’
Mijn mond valt open.
‘Gelukkig hadden ze een passende oplossing.’
Benieuwd naar het vervolg houden we onze adem in.
‘Wel fijn dat ze ook nog een pony hadden.’
Het duurt een volle seconde voor het kwartje valt. Enigszins beduusd vertrekken we naar huis. Maar zeg nou zelf, parenclub, paardenclub, hoe weinig scheelt het.