‘Wat doet omi steeds in je mondje, blije Teije?’ fluister ik.
‘Dat is brood, Japie,’ murmelt hij. ‘Met roomboter.’
Als hij nog zo’n vierkantje naar binnen propt, kan ik hem bijna niet meer verstaan. ‘Weet je nog dat we pas bij de babyzuster waren? Ik ben al bijna zes maanden geleden geboren. Dan mag je een boterham! Zo heet dat. Ze zei dat er margarine op moest worden gesmeerd. Dat vond omi een beetje gek.’
Kootje Koe knikt haar zwart-wit gevlekte hoofd. ‘Boter is beter!’ loeit ze. We schrikken ervan. ‘Boter is van melk gemaakt. Dat is gezond. Koeien maken die lekkere melk.’ Verlegen kruipt ze snel weer weg in Teije’s nek.
‘Dat zei mama ook al,’ zegt Teije en spert zijn mondje wijd open voor een nieuw dobbelsteentje brood.
‘Lust-jij-grumgrum-ook-wat-grumgrum-Japie?’ brabbelt hij dan. Ik versta er bijna niets meer van. Je mag toch niet praten met een volle mond?
Hij grijpt me stevig vast en duwt mijn neus in de roomboter.
‘Teije, niet zo knoeien, hoor!’ zegt omi streng, maar we weten heus wel dat ze niet echt boos is. Toch durf ik dat glibberige spul er niet af te likken.
Net als het bordje helemaal leeg is, komt de mama ons weer halen. Logeren is leuk, maar we zijn wel een beetje moe nu. Als blije Teije steeds weer moet gapen, zet de mamma hem in het autostoeltje en pakt hem warm in. Dan pakt ze mij en Kootje. Ze lacht.
‘Ach schapie,’ zegt ze. ‘Er zit allemaal boter op je neus!’
Met een grote hap sabbelt ze mijn snoet weer helemaal schoon. Ik moet er van giechelen.
De auto bromt zacht. Slaap lekker, blije Teije. Ik weet nu nog niet hoe roomboter smaakt, maar die kriebelige hapkus van de mama was wel erg fijn.
jan2018