Mijn euro stuitert op de stenen kerkvloer en rolt onder de stoelen door. Onmiddellijk ben ik een halve eeuw jonger.
Mijn vader, moeder, broertjes en zusjes. Samen namen we een hele bank in beslag. Vooraan. Ik had er zo’n hekel aan. Nu zit ik áltijd vooraan. Na de preek pakte mijn vader zijn portemonnee en werden de guldens doorgegeven. En iedere zondag was er wel een kind dat zijn collectegeld liet vallen. Terwijl mijn moeder blozend zuchtte, rolde de piek vrolijk de kerk door.
Ik had niet alleen een hekel aan vooraan zitten, ik had een hekel aan de zondagmorgen op zich. Ik kan nog mijn moeder met een hoogrode kleur van kamer naar kamer zien gaan. ‘Opschieten, opschieten, we kunnen niet wéér te laat komen!’ Zes kinderen moesten in hun nette kleren.
De witte kraagjes, van die losse met een strikje in je nek, waren vaak zaterdagavond laat nog gestreken. Grote zus Astrid assisteerde waar ze maar kon. Mijn vader had een ochtendhumeur en trommelde met zijn vingers op tafel of stond al chagrijnig te wippen naast de deur. De wandeling naar de kerk had wat weg van schapen drijven. Mijn moeder was altijd opgelucht als we eenmaal op die harde kerkbank zaten.
Maar zo nu en dan was ze er niet bij. Dan had ze in de zondagmorgenhectiek geen kans gezien zich zelf netjes aan te kleden en ging mijn vader alleen met de kinderen. Achteraf denk ik wel eens dat ze die rustige ochtend helemaal alleen voor zichzelf heerlijk moet hebben gevonden.
Fantastisch geschreven. Was ook ineens 50 jaar jonger.
Zeer treffend.