Deel 3 uit de serie Koekoekskinderen

Ook dit derde verhaal wortelt in de werkelijkheid. De dialogen zijn te ontlenen aan notulen, krantenverslagen en openbare uitspraken van bestuurders en politiemensen.
Het schrijnendste? Niet de jeugd die overlast veroorzaakt, maar de volwassenen die verantwoordelijk zijn en tóch wegkijken. Bestuurders die liever vasthouden aan procedures dan aan moed. Politie en justitie die elkaar in de haren vliegen, terwijl de echte problemen buiten ongestoord doorgaan.
Waar Meeuwen liet zien wat er op straat gebeurt, en Duiven hoe instanties falen, legt Kraaien bloot hoe machtige mensen zichzelf geruststellen met woorden. Misschien is dat wel het gevaarlijkst van allemaal.
Je reactie is uiterst welkom.
KRAAIEN
Bergdam, zomer 2025
Burgemeester Peter-Jan van Pallandt neemt het woord.
‘We zijn hier opnieuw als Driehoek bijeen ter monitoring van de jaarlijkse… uhh… kermis. Mevrouw Fassi, beleidsmedewerker openbare orde, notuleert.’ Hij knikt me toe.
Ik noteer: “Driehoek – Opening-monitoring kermis 3.” Hij sprak het woord kermis uit alsof het iets vulgairs is.
‘Ook vandaag mag ik de conclusie trekken dat er geen aanwijzingen zijn die aanleiding geven tot het instellen van cameratoezicht.’
“P: Geen aanwijzingen cameratoezicht”
Net als gisteren. En de dag daarvoor. Zijn houding is autoritair als altijd, maar vandaag trommelen zijn vingers onrustig op het tafelblad.
‘Laat ik daarom afronden, maar niet voordat ik u allen bedankt heb voor uw waardevolle inbreng.’ Hij gaat staan.
Mijn pen rust. Afronden? Een vergadering van vier minuten. Meent hij dat nou echt? Ik heb nog niet eens de namen van de Driehoek genoteerd.
Mevrouw Samira Ouazzani-Talbi kijkt op van haar aantekeningen. Haar pen blijft even hangen boven het papier.
‘Een ogenblik nog, meneer de burgemeester. U moet weten dat er groepen – uit de stad afkomstige – jongeren zijn die zich hier in het centrum ophouden. Ze plegen strafbare feiten en zonder camerabeelden hebben we nauwelijks bewijs. Ze zijn… goed georganiseerd.’ Haar stem klinkt zacht, aarzelend.
“Q: Jongeren uit stad – goed georganiseerd.”
Eindelijk gaat iemand het hebben over wat er wérkelijk speelt.
Teamchef Dirk Hollander, een boom van een kerel, kijkt haar strak aan.
‘Groepen jongeren uit de stad? Meent u dat nou? Marokkanen?’ Hij kauwt op zijn lip. ‘Bedoelt u Marokkanen? Zeg dan ook Marokkanen.’ Hij snuift. ‘Of noem ze kraaien, zo noemen wij ze in het korps.’ ‘Kraaien?’ Haar stem schiet omhoog.
Ik vraag me af of ze die achterlijke term werkelijk voor het eerst hoort.
Hollander knikt.
‘Ja, kraaien. Ze komen af op alles wat glimt, veroorzaken onrust, vernielen, stelen, jagen angst aan. En als je ze verdrijft, komen ze met veel meer terug.’
Mevrouw Ouazzani-Talbi haalt diep adem, zoekend naar woorden speelt ze met haar pen.
‘Misschien… moeten we voorzichtig zijn met labels,’ zegt ze zacht, aarzelend. ‘Het is belangrijk dat we vooral de feiten benadrukken.’ Haar ogen ontwijken Hollanders blik.
“H: Kraaien. Q: Voorzichtig met labels.”
Van Pallandt bestudeert zijn nagels.
‘Mevrouw Ouazzani-Talbi, u als officier van justitie…’ Hij zoekt even naar woorden, strijkt met zijn hand langs zijn das. ‘Een functie die natuurlijk óók een signaal naar de gemeenschap was.’ Hij knippert langzaam, alsof hij zichzelf op glad ijs betrapt. ‘Juist u zou moeten weten dat in ons dorp nauwelijks sprake is van een Marokkaanse gemeenschap. Dat schept volstrekt andere omstandigheden dan bij u in de stad.’
Mijn pen blijft hangen. Signaal? Omdat ze Marokkaans is, bedoel je? Mijn adem stokt. Ik druk de pen neer zonder te schrijven. Zouden ze bij mij ook denken: dat ik een voorkeursbehandeling kreeg?
‘Nu gaat u te ver, burgemeester,’ briest Hollander. ‘Zij mag dan nieuw zijn, maar ze heeft tien keer meer zicht op hoe die groepen zich bewegen dan u in uw uitstekend geïsoleerde skybox hier. Zij weet hoe ze opereren. U zou er goed aan doen naar haar te luisteren in plaats van haar weg te zetten als een soort excuus-Truus.’
Van Pallandts nek kleurt rood.
‘Vorig jaar stond de boel aardig op stelten,’ vervolgt de teamchef. ‘Ze flikkerden Cobra’s tussen gezinnen! Cobra’s! Mijn hele korps moest er aan te pas komen. We kregen zelfs assistentie uit zustergemeentes.’
“H: Vorig jaar: Cobra’s.” Alsof hij het over een voetbalwedstrijd heeft.
Van Pallandt gaat weer zitten en pakt met beide handen de rand van het tafelblad.
‘Wij voeden geen vooroordelen, meneer Hollander. Ik acht het mijn plicht dat hier met nadruk te herhalen. Privacy is, zoals u allen ongetwijfeld zult moeten beamen, een issue dat bij iedere beleidsbeslissing zwaar dient te wegen.’ Zijn stem klinkt plots helder, met hetzelfde quasi-overwicht dat hij ten toon spreidt bij de interviews in het Bergdams Nieuws. ‘Privacy is een fundament.’
‘Privacy?’ Hollander rolt met zijn ogen.
‘Toen die kerels van Dorpsbelang Bergdam u bedreigden, wilde u toch wat graag dat we ze in de gaten hielden. Maar ja, dat waren natuurlijk boze, witte mannen die hier geen AZC wilden. Dat is heel wat anders.’
De burgemeester opent zijn mond, sluit hem dan weer.
Mijn pen rust boven “P: Privacy vs. cameratoezicht”. Veertien minuten bezig. Het gebruikelijke dubbele spel.
Mevrouw Ouazzani-Talbi’s pen blijft steken boven haar opschrijfboekje. Ze aarzelt een fractie, wrijft haar handen en fluistert: ‘Mis ik hier iets?’ De beide heren zwijgen.
Alsof zij lucht is, denk ik. Ik besluit niets te noteren. We zitten op vijftien minuten.
Ondanks de gesloten ramen dringt het lawaai van de kermis de burgemeesterskamer binnen. Het golvende geluid van schetterende muziek vermengt zich met het scherpe, hoge gejank van een sirene.
Ze maakt een aantekening. ‘Zullen we bij het onderwerp blijven?’ zegt ze dan. ‘Zonder cameratoezicht zijn we kansloos.’
“Q: Zonder toezicht kansloos.”
Van Pallandt schraapt zijn keel. Zijn vingers trillen als hij een vel papier voor zich schuift – het verkiezingsprogramma *Vrijheid & Vertrouwen*. Zijn blik kleeft eraan vast.
‘Het uitgangspunt van mijn partij is helder,’ begint hij, zijn stem klinkt stroef. ‘Wij kiezen voor vertrouwen in plaats van controle. Geen hekken. Geen camera’s.’ Hij pauzeert te lang, alsof hij zelf naar de volgende zin moet zoeken. Zijn ogen staren naar een punt in de verte. ‘Geen onnodige beperkingen.’
Zijn vinger volgt de zinsnede “Het open karakter van onze gemeente is ons hoogste goed.”
‘De kermis,’ – zijn stem hapert – ‘blijft een open volksfeest. Vrij toegankelijk. Voor iedereen.’ De woorden klinken als een verplichting, zwaar en onheilspellend. ‘Zoals het hoort. Zoals het in ons DNA past.’
“P: Volksfeest – partijprogramma – DNA.”
Hollander gromt: ‘Dan mogen wij uw puin zeker weer opruimen. Heel het korps wordt opgetrommeld omdat ú het gezag kwijt bent!’
Ik hou mijn adem in. Moet ik dit opschrijven?
“H: Protesteert.”
Van Pallandt heft zijn handen. ‘Ik wil niet dat ons dorp, dat een lange traditie van openheid en gastvrijheid kent, in de wijde omtrek bekendstaat als de plaats die groepen weert op afkomst. Dat zou niet alleen een verkeerd signaal afgeven, maar ook indruisen tegen de waarden die wij als gemeenschap en als bestuur hoog in het vaandel…’
“P: Openheid en gastvrijheid,” noteer ik en streep het weer door. “P: Verkeerd signaal.”
‘U piept wel anders als ze straks de terrassen weer kort en klein slaan,’ onderbreekt Hollander hem.
Van Pallandt recht zijn rug. Zijn keel schraapt opnieuw, maar zijn stem klinkt dunner dan eerst. ‘Ik houd… ook dit jaar voet bij stuk.’ Hij knikt kort, alsof hij het tegen zichzelf zegt. ‘Er komen geen camera’s.’
“P: Geen camera’s.”
‘Maar vorig jaar was een catastrofe,’ zegt mevrouw Ouazzani-Talbi. ‘Hier moeten we toch samen uitkomen?’
Hollander slaat op tafel. Zijn politiepet veert op. Haar pen rolt op de grond. ‘Niet dus, mevrouw. Onze burgervader, de hoeder van Bergdam, houdt voet bij stuk. Dat zei hij net. Dat hoorde u toch? Er komen geen camera’s.’
“H: Protesteert.” Twintig minuten. En nu begint het pas.
Plotseling klinken harde knallen van vuurwerk.
Hollander staat op, zet zijn politiepet stevig op zijn hoofd. ‘We weten in ieder geval waar we staan.’ Hij klinkt moedeloos, verslagen.
De burgemeester kijkt op. ‘Waar ga jij heen, Dirk?’ Van verbazing vergeet hij dat ze elkaar tijdens officiële aangelegenheden niet tutoyeren.
‘Bent u niet alleen laf maar ook doof, meneer de burgemeester?’ vraagt Hollander schor terwijl hij zijn uitrusting checkt: portofoon, handboeien, wapenstok, pepperspray. ‘Deze geluiden zijn voor mij aanwijzingen genoeg.’
“H: Vertrekt.”
Ik kijk naar zijn hand die is blijven rusten op zijn Walther-pistool.
Van Pallandt wrijft met zijn vlakke hand over zijn voorhoofd.
De officier van justitie buigt zich naar voren, tast naar haar pen op de grond. ‘De Driehoek begaat een grote vergissing.’ Haar stem is nauwelijks hoorbaar. Als de mannen niet reageren, schuift ze haar boekje naar zich toe. “KRAAIEN WILLEN OORLOG” schrijft ze en onderstreept de woorden twee keer.
‘Ik weet dat ik nog onervaren ben,’ vervolgt ze. Ze draait het notitieboekje om.
De mannen keren zich naar haar toe, lezen wat ze schreef.
‘Maar kraaien willen oorlog,’ zegt ze zacht.
Het blijft stil.
Ik noteer “Q: Kraaien willen oorlog.”
***. ***. ***
Deel 1 vind je hier: https://connyhoogendoorn.nl/meeuwen/
Deel 2 hier: https://connyhoogendoorn.nl/duiven/