Als kind at ik nagenoeg elke dag ‘buiten de deur’. Van maandag tot zaterdag aten wij uit onze restaurantkeuken en alleen op zondag kookte mijn hardwerkende moeder zelf. In feite aten wij doordeweeks reuze zondags en op iedere zondag heerlijk doordeweeks. Zuurkoolstamppot, rode bietjes met een balletje, witlof met een melksausje. Gezond en lekker eten wat op onze restaurantkaart niet voor kwam.
Als ‘het witte goud’ hun verleidelijke kopjes boven hun bedje uitstaken, gebeurde er iets met mijn Limburgse vader. Lyrisch was hij erover en zondags kwam het beslist op tafel. Door mijn moeder bereid op de enige manier die volgens de Spekholtzerheider traditie juist was: Asperge flamande.
Ik vond het heerlijk. En dat vind ik nog steeds. Ze doen me aan mijn moeder denken. Misschien is dat wel de werkelijke reden dat ik die witte rakkers zo graag eet.